Generatie I  1590 - 1635


1590 – 1672 Gouden Eeuw? Niet in de Liemers!

Het portret van graaf Hendrik van den Bergh uit de collectie van Museum Huis Bergh.

 

Bezoekers die de grote zaal van Kasteel Huis Bergh in 's-Heerenberg betreden, stuiten al snel op een levensgroot portret van een streng kijkende ridder in een zwart harnas. We staan oog in oog met graaf Hendrik van den Bergh (1573 – 1638), de stadhouder van de Spaanse koning in Gelre. In het leven van de edelman speelde de oorlog een hoofdrol. En niet alleen voor hem. Oorlog en ellende stonden voor de inwoners van de Liemers centraal in een periode die in het westen van Nederland als de Gouden Eeuw wordt gezien.

 

Terwijl steden als Amsterdam, Leiden, Haarlem, Delft en Middelburg tot grote bloei kwamen, bleef het oosten van de nieuwe Republiek der Verenigde Nederlanden het toneel van de Tachtigjarige Oorlog. De gevechten tussen de Nederlandse en Spaanse legers vonden ook plaats in het Land van Kleef, hoewel deze regio formeel neutraal terrein was. Het graafschap Bergh behoorde wel tot het hertogdom Gelre en daarmee tot de Nederlandse republiek, maar de graven Van den Bergh stonden aan de kant van de Spanjaarden. De oorlog was daarmee altijd dichtbij. En die trok een spoor van vernielingen door de streek. Pastoor Theodorus van Lenghel klaagde dat zijn kerk in Oud-Zevenaar in de zeventiende eeuw een grote puinhoop was. Het Nederlandse leger van de Staten-Generaal in Den Haag was een tijdlang gelegerd in het gebouw. De Spanjaarden hadden de kerk vervolgens kapot geschoten. Ook andere kerken en kastelen in de Liemers werden verwoest. Tijdens de Tachtigjarige Oorlog was er sprake van grote totale wanorde op het platteland van de Liemers. De boeren waren gevlucht naar de steden of omgekomen tijdens pestepidemieën die door de honger en ellende van het oorlogsgeweld gemakkelijk slachtoffers vonden.

 

Kwakkelende economie

De Tachtigjarige Oorlog liet diepe sporen achter in de Liemers. Zelfs nadat graaf Hendrik van den Bergh in 1632 overliep van het Spaanse naar het Nederlandse kamp en in 1648 de Vrede van Münster werd getekend kwam de welvaart uit de westelijke provincies niet naar het oosten. De steden en het platteland leken volledig uitgeput door het voortdurende oorlogsgeweld. Het graafschap Bergh kreeg nooit meer de hoge status die het had voor het uitbreken van de Nederlandse opstand. De overige delen van de Liemers vielen grotendeels onder de markgraafschap Brandenburg-Pruisen. De vorst zetelde niet meer op de nabije Zwanenburcht in Kleef, maar in het verre Berlijn. De Liemers werd daarmee een verre uithoek van een groot Duits vorstendom. In de stad Zevenaar was vanaf de tweede helft van de zeventiende eeuw nauwelijks sprake van economische ontwikkeling. Het inwoneraantal bleef schommelen rond de negenhonderd. Dat bleef zo tot 1850. De armoede nam wel duidelijk toe. Onderhoud aan huizen, poorten en wegen ontbrak steeds vaker en een groeiend aantal inwoners moest gebruik maken van voorzieningen voor armen. Ook de geografische omstandigheden hielpen niet bij het herstel van de economie. Zevenaar lag aan slechts één hoofdweg, had een beperkt ommeland en vrijwel geen hulpbronnen. Tot overmaat van ramp raakte Zevenaar in 1685 ook haar kasteel kwijt. De burcht bood lange tijd onderdak aan militairen van de rijksoverheid en was daarmee een soort kazerne. De inkwartiering van soldaten bracht nog enkele bronnen van inkomsten met zich mee. Ook deze waren aan het einde van de zeventiende eeuw verdwenen. Het duurde tot ver in de negentiende eeuw voordat de economie in delen van de Liemers weer uit het dal krabbelde.

 

Schutterijen

Het einde van de Tachtigjarige Oorlog had ook een ander gevolg. In Lobith werd in 1648 de schutterij opgericht. Met het tekenen van de vrede zwierven veel huursoldaten werkeloos rond en vormden roverbendes. De keurvorst was niet in staat het platteland goed te beschermen en gaf daarom toestemming voor de oprichting van burgerwachten. De stichters van de schutterij in Lobith moeten we zoeken bij de kleine protestantse elite rond het oude kasteel het Tolhuys.

Het oudste koningsschild van schutterij Eendracht Maakt Macht dateert uit 1648. De eerste schutterskoning van Lobith heette Johannes Motfeldt. Ook in Zevenaar en in Huissen werd in 1662 een soortgelijk schuttersgilde opgericht. De nieuwe schutterijen konden hun nut al spoedig bewijzen. Het staken van het oorlogsgeweld was van korte duur. Na Spanje diende Frankrijk zich aan als de grote vijand van de Nederlandse republiek. De Franse dreiging luidde het einde van de Hollandse Gouden Eeuw in. Voor de inwoners van de Liemers was het slechts een voortzetting van de ellende en de rampspoed die de zeventiende eeuw in deze regio kenmerkten.

(René Arendsen, Omroep Gelderland)

(Literatuur

Dalen, Het Kerspel Groessen door de eeuwen heen, Zevenaar 1953.

Dix, R.A.J., De stad en haar bewoners: In: Zevenaar stad in de Liemers, Zutphen 1986, 110 – 184.

Groenveld, S. Graaf Hendrik van den Bergh een ouderwetse edelman tussen west, zuid en oost. In: Hendrik van den Bergh (1573 – 1638) Van Spanje naar Oranje, 's-Heerenberg 2010, 17-37.

Janssen, G.B., Rondom De Dikke Toren 1648-1998, Aalten 1998.)


1613 : Tijdens het Twaalfjarig Bestand van 1609-1621, wordt in Amsterdam begonnen met de aanleg van de grachtengordel. De zwagers Hartholt Cromhout en Frans Hendricksz. Oetgens worden vervolgd wegens grondspeculatie.

1614 : In Amsterdam wordt de Stadsbank van Lening opgericht, een pandjeshuis zonder de woekerrente.

1615 : De Semslinie bepaalt de grens tussen Drenthe en Groningen.

1617 : De Scherpe Resolutie is een conflict tussen Johan van Oldenbarnevelt en Maurits van Oranje.

1618 : Johan van Oldenbarnevelt en Hugo de Groot worden gevangengezet.

1618 : Synode van Dordrecht. Een controverse binnen de Gereformeerde Kerk, vooral rond het thema van de predestinatie groeit uit tot een felle strijd tussen Arminianisme (remonstranten) en Gomarisme (contra-remonstranten). De Synode beslist het verbod van het remonstrantse geloof en het zuiveren van remonstranten uit stadsbesturen en het verbieden en vervolgen van remonstrantse erediensten.

1618 : Berg van Barmhartigheid. De aartshertogen Albrecht en Isabella verlenen de toelating tot het oprichten van de Berg van Barmhartigheid van Brussel. Dit gebeurt onder impuls van de architect Wenceslas Coberger, die ook de plannen voor een 15-tal andere pandjeshuizen tekent. Hiermee komt in de Spaanse Nederlanden de ontwikkeling van een netwerk van Bergen van Barmhartigheid naar Italiaans model definitief op gang. Eerdere openbare leenbeurzen waren al opgericht in de zestiende eeuw in Ieper en Brugge. De leningmaatschappijen zijn vooral bedoeld om de handel te ondersteunen, maar tevens om de armoede in de steden te bestrijden.

1618 : Als eenheidsmunt voor de Spaanse Nederlanden wordt de dukaat ingevoerd met een waarde van 60 stuivers.

1619 : Johan van Oldenbarnevelt wordt terechtgesteld op het Binnenhof in Den Haag. Andries de Witt volgt hem op als raadpensionaris van Holland.

1619 : De Dordtse Leerregels worden van toepassing.

1621 : Landvoogd Albrecht van Oostenrijk sterft, de strijd tussen de Republiek en Spanje wordt hervat. Vanaf die tijd begint ook een economische neergang in de Republiek door onder andere het opnieuw invoeren van handelsembargo's, opvoeren van blokkades van grote rivieren en aanvallen door kapers. De belastingen worden verzwaard om het eigen leger te versterken. De crisis wordt nog eens verergerd doordat de Republiek geen financiële steun meer krijgt van Frankrijk en Engeland.

1621 : De ontsnapping van Hugo de Groot uit Slot Loevestein in Woudrichem. Na een overnachting in Loveren vertrekt hij naar Antwerpen.

1622 : Beleg van Bergen op Zoom. De Spaanse legeraanvoerder Ambrogio Spinola slaagt er niet in de stad te veroveren.

1624-1625 : Beleg van Breda. Spanje verovert de stad Breda.

1625 : Prins Maurits van Oranje sterft, zijn halfbroer Frederik Hendrik volgt hem op als stadhouder en kapitein-generaal.

1626 - Beleg van Oldenzaal. De Friese stadhouder Ernst Casimir van Nassau-Dietz herovert voor de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden de stad Oldenzaal.

1627 : Beleg van Groenlo. Inname van de stad Groenlo door het staatse leger.

1629 : Beleg van 's-Hertogenbosch. Inname van de stad door de Republiek.

1632 : Veldtocht langs de Maas. De veldtocht, onder leiding van Frederik Hendrik van Oranje en Ernst Casimir van Nassau-Dietz eindigt met de verovering van Maastricht. De stad bedingt het recht katholiek te blijven. Onderhandelingen tussen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en de Zuidelijke Nederlanden worden opgestart. Er ontstaat grote onenigheid tussen de Hollandse steden. Uiteindelijk willen Holland en Overijssel doorgaan, maar zij worden overstemd door de andere vijf gewesten. De onderhandelingen worden afgebroken.

1633 : Landvoogdes Isabella sterft, zij zal worden opgevolgd door kardinaal Ferdinand van Oostenrijk, zoon van Filips III van Spanje.

1634 : Tweede beleg van Maastricht. De Spanjaarden proberen de stad te heroveren.

Generatie II  1635 - 1682


1635 : Verdrag van Parijs. Frederik Hendrik en Richelieu sluiten een verdrag over de toekomst van de Zuidelijke Nederlanden. Ze nemen zich voor de Zuidelijke Nederlanden de kans te geven zelf in opstand te komen tegen Spanje. In dat geval mogen zij een confederatie worden. Zo niet, dan zullen de Republiek en Frankrijk het gebied verdelen. De Waalse gewesten worden in het plan toebedeeld aan Frankrijk, evenals een deel van Vlaanderen. De rest komt bij de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden.

1635 : Inname van Tienen. Franse- en Staatse troepen veroveren de stad.

1636 : De Spanjaarden moeten nu op twee fronten vechten, in het noorden en in Picardië.

Het beleg van Schenckenschans door prins Frederik Hendrik, april 1636, Gerrit van Santen.

 

1637 : Beleg van Breda. Frederik Hendrik herovert de stad.

1638 : Slag bij Kallo. Het Staatse leger slaagt er niet in Antwerpen te veroveren.

1639 : Zeeslag bij Duins. Admiraal Maarten Harpertszoon Tromp verslaat de Tweede Spaanse Armada.

1640 : Na de dood van Hendrik Casimir besluiten de Staten-Generaal een afvaardiging naar Friesland en Groningen te sturen om erop aan te dringen Frederik Hendrik als stadhouder te benoemen. Friesland benoemt snel Hendriks broer Willem Frederik voor de afvaardiging arriveert. Groningen en Drenthe besluiten Frederik Hendrik tot stadhouder te benoemen. De Staten-Generaal benoemen de Prins van Oranje ook tot stadhouder van de generaliteitslanden Wedde en Westerwolde.

1641 : Ferdinand van Oostenrijk sterft, Francisco de Melo wordt de nieuwe landvoogd van de Spaanse Nederlanden.

1642 : Slag bij Honnecourt. Het Spaanse leger stuit de Franse opmars.

1644-1645 : Beleg van Sas van Gent en het Beleg van Hulst, de Linie van Communicatie tussen Hulst en Sas van Gent wordt staats.

1644 : Francisco de Melo wordt vervangen door Manuel de Castel Rodrigo.

1646 : Beleg van Antwerpen. Frederik Hendrik van Oranje probeert tevergeefs de stad te veroveren.

1647 : Frederik Hendrik sterft, hij wordt opgevolgd door zijn zoon Willem II van Oranje.

1648 : In Münster arriveert een delegatie van acht Statenleden uit de Nederlanden onder leiding van Adriaan Pauw, om met de Spanjaarden te onderhandelen over vrede. De Vrede van Münster wordt getekend. Hiermee komt een einde aan de Tachtigjarige Oorlog.

1650 - Aanslag op Amsterdam. De Staten van Holland besluiten in mei met 11 tegen 8 stemmen tot inkrimping van de troepen. De Staten-Generaal noemen de resolutie van Holland illegaal, ze stellen dat de defensie een taak is van de Unie, en niet van de aangesloten gewesten. Op 30 juni pleegt Stadhouder Willem II een staatsgreep. Vooraanstaande leden van de Staten van Holland worden gearresteerd, onder hen Jacob de Wit.

1650 : Op 6 november bezwijkt Willem II aan pokken, Holland ziet niet de noodzaak in de vacante positie in te vullen. Het begin van het Eerste Stadhouderloos Tijdperk. Groningen en Drenthe besluiten de Friese stadhouder Willem Frederik van Nassau ook tot hun stadhouder te benoemen. Zijn pogingen ook door de andere gewesten aanvaard te worden als regent voor de pasgeboren Willem III van Oranje lopen echter op niets uit. Alleen in Overijssel wordt hij door twee derde van het gewest als zodanig erkend.

1653 : Johan de Witt wordt raadpensionaris van Holland. Deze benoeming kan alleen geschieden met de nadrukkelijke instemming van Amsterdam, dat onder leiding staat van burgemeester Cornelis de Graeff, de meest succesvolle Amsterdamse burgemeester uit de Gouden Eeuw, van wie De Witt een aangetrouwde neef is. De voorbeeldige samenwerking tussen de twee politici zal een grote factor blijken in het succes van De Witts politiek en de herleving van de economie na de Eerste Engels-Nederlandse Oorlog.

1654 : Akte van Seclusie, daarin wordt bepaald dat Willem III geen stadhouder mag worden.

1655 - De Witt en Willem Frederik komen tot een vergelijk. Willem Frederik mag opperbevelhebber van het leger worden, maar hij moet ophouden zich luitenant-stadhouder van Overijssel te noemen.

1657 : De Witt en Cornelis de Graeff maken een eind aan de Overijsselse troebelen. De klok wordt teruggedraaid. Hasselt en Steenwijk krijgen geen gelijk.

1661 : Partagetraktaat is een overeenkomst tussen de Republiek der Verenigde Nederlanden en de door Spanje geregeerde Zuidelijke Nederlanden omtrent de verdeling van de Landen van Overmaas in een Staats en een Spaans deel.

1663-1664 : Pestepidemie in Amsterdam. Amsterdam een machtige handelsstad met meer dan 100.000 inwoners wordt getroffen door de pest. De epidemie maakt ca. 20.000 slachtoffers, waaronder Hendrickje Stoffels, de partner van Rembrandt van Rijn.

1665-1667 : Tweede Engels-Nederlandse Oorlog (zie hierboven).

1665 : Eerste Münsterse Oorlog. Bisschop Christoph Bernhard von Galen valt Noord-Nederland binnen.

1667 - Het Eeuwig Edict wordt aangenomen in de Raad van Leiden. Daarin wordt het stadhouderschap voor altijd afgeschaft, en wordt gesteld dat de soevereiniteit niet bij de Unie, de Prins of zelfs maar bij de Staten van het gewest ligt, maar bij de individuele steden.

1668 : Triple Alliantie. Engeland, de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Zweden sluiten een verbond, om de expansiepolitiek van de Franse koning Lodewijk XIV te stoppen.

1670 : Verdrag van Dover. Koning Lodewijk XIV van Frankrijk belooft koning Karel II van Engeland financiële steun, zodat Karel los van het Engelse Parlement kan handelen, in ruil voor zijn steun in de oorlog tegen de Republiek.

1671 : Spanje belooft de Republiek steun. Juan Domingo Mendez de Haro y Fernández de Córdoba wordt opperbevelhebber in de Spaanse Nederlanden.

1671-1672 : Lodewijk XIV bereikt een akkoord met de bisschop van Munster, bisschop van Keulen en de bisschop van Luik voor een veilige doorgang voor zijn troepen.

1672 : Derde Engels-Nederlandse Oorlog. Op 6 april verklaart Engeland de oorlog aan de Republiek.

1672 : Hollandse Oorlog. Op 5 mei steken de Fransen de grens over

1672 : Tweede Münsterse Oorlog. Op 26 mei verklaart bisschop Christoph Bernhard von Galen de Republiek de oorlog.

1672 : Op 12 juni steekt Lodewijk XIV bij Lobith de Rijn over.

Op 12 juni 1672 stond één van de grootste vorsten uit de Europese geschiedenis op de Elterberg met uitzicht op Rijn. Het was niemand minder dan Lodewijk de Veertiende, bijgenaamd de Zonnekoning. Met een enorme legermacht van 130.000 man was de Franse vorst richting het steenrijke Holland getrokken. Zijn grootste triomf vierde Lodewijk de Veertiende in de Liemers, bij Lobith. Daar stak het Franse leger de Rijn over. De gebeurtenis is nog altijd terug te zien in het prachtige paleis van Versailles bij Parijs.

 

Met welk doel verliet de Zonnekoning zijn comfortabele Franse paleis om zich te melden aan de poort van de Liemers? Samen met de koning van Engeland en de bisschoppen van Münster en Keulen wilde Lodewijk de kooplieden uit de rijke Nederlandse republiek een toontje lager laten zingen. Een gezamenlijke aanval leek daarvoor het beste middel. De Achterhoek en de Liemers kregen de eerste klappen. Hier kwam de aanval van twee kanten. De bisschop van Münster, bijgenaamd Bommen Berend, richtte zich op Groenlo en Bredevoort. Lodewijk de Veertiende trok dwars door de Liemers met als einddoel de machtige koopmansstad Amsterdam en het regeringscentrum in Den Haag. Het Nederlandse leger onder leiding van prins Willem III van Oranje-Nassau gaf weinig prioriteit aan het oosten van Gelderland en trok zich terug achter de IJssel.

 

De strijd in zes forten aan de Rijn

Zes forten aan de Rijn speelden een belangrijke rol bij de Nederlandse landverdediging in de zeventiende eeuw. Dat waren de vestingsteden Orsouw, Burik, Rijnberk, Wezel, Rees en Emmerik. De steden hoorden, net als veel plaatsen in de Liemers, tot de gebieden van de keurvorst van Brandenburg. Ze waren een belangrijke troef om het Franse leger weg te houden bij de grenzen van de Nederlandse republiek. Helaas voor de Hollanders waren de zes Rijnforten geen partij voor de oppermachtige Lodewijk. Slechts elfhonderd soldaten moesten Burik verdedigen tegen een legermacht van dertigduizend Franse militairen. Rees hield het nog verbazend lang vol met vierhonderd verdedigers tegen twaalfduizend aanvallers. De stad gaf de strijd als laatste van de zes Rijnforten op. Wezel, dat bekend stond als de sterkste vesting, had zich vier dagen eerder al overgegeven aan de Franse koning. De protestantse keurvorst van Brandenburg had best meer willen doen om zijn geloofsgenoten in de Nederlandse republiek te redden, maar ook hij stond machteloos tegen de overmacht van de Fransen. Openlijke steun aan de Hollanders zou voor de keurvorst gelijkstaan aan zelfmoord.

 

Bloedige gevechten in Lobith

Een paar dagen nadat de Rijnforten zich hadden overgegeven stond Zonnekoning Lodewijk al op de Elterberg. In de nacht van 10 op 11 juni had veerman Jan Petersz uit Elten een doorwaardbare plaats in de Rijn bij het Tolhuys in Lobith aangewezen aan de Franse generaal Louis II van Bourbon, de prins van Condé. Wie in 1672 de Rijn bij Lobith overstak, kwam direct in de Betuwe terecht, omdat het Pannerdens Kanaal nog niet gegraven was. De weg naar Holland lag daarmee open voor het Franse leger. Op het laatste moment probeerden de Nederlanders de Rijnoversteek te voorkomen. Het waren voornamelijk Friese soldaten die de vijand aan de Rijn bij Lobith moesten tegenhouden. In totaal sneuvelden vijftienhonderd Nederlanders bij de gevechten. Ook de Fransen leden veel verliezen. Generaal Condé raakte gewond door een kogel in zijn pols. De gevechten speelden zich af in de Ossenwaard, ten noordoosten van de bebouwde kom van Lobith. Dit gebied zou om deze reden nog altijd bekend staan onder de naam “Bloedakker”. De Fransen namen wraak door na de Rijnoversteek de omgeving van Lobith te plunderen. Het oude Tolhuys werd in brand gestoken. Dat betekende het einde voor het eens roemrijke kasteel van de hertogen van Gelre en Kleef.

 

Doesburg

Koning Lodewijk trok niet met zijn mannen mee naar de Betuwe. Hij keerde terug naar Emmerich en vertrok vervolgens naar de andere kant van de Liemers samen met het grootste deel van zijn leger. Doesburg was het doelwit. Op 16 mei begon de Zonnekoning het beleg. De Fransen beschoten de oude Hanzestad en demoraliseerden het verzet van de inwoners. Na een paar dagen beklommen de burgers de muren en haalden zij de soldaten over de verdediging te staken. De aanval op Doesburg had vijf dagen geduurd. Het Franse leger trok verder en kon uiteindelijk pas bij Woerden in de Hollandse Waterlinie tegengehouden worden. Zonnekoning Lodewijk de Veertiende bleef in de buurt van de Liemers. Hij vestigde zijn hoofdkwartier in Kasteel Keppel aan de oevers van de Oude IJssel. (René Arendsen, Omroep Gelderland)

(Literatuur

Israel, J.I., The Dutch Republic, Its Rise, Its Greatness and Fall 1477-1806, Oxford 1995.

Janssen, G.B., Rondom De Dikke Toren 1648-1998, Aalten 1998.

Panhuysen, L., Rampjaar 1672 Hoe de Republiek aan de ondergang ontsnapte, Amsterdam 2009.)


1672 - Moord op de gebroeders De Witt. 20 augustus - Raadspensionaris van Holland Johan de Witt, de belangrijkste staatsman van het moment, wordt samen met zijn broer Cornelis de Witt, lid van de Staten-Generaal, gelyncht door een woedende menigte. Dit gebeurt in Den Haag, in en bij de Gevangenpoort, waar Cornelis zojuist gevangen was gezet wegens een vermeende beraming van een moordaanslag op Willem III. Die wordt met steun van de Oranjepartij tot stadhouder benoemd. De Staten-Generaal verklaren het stadhouderschap erfelijk voor de nakomelingen van Willem III.

1673 : Beleg van Maastricht. Maastricht wordt van 1673 tot 1678 bezet door het Frankrijk van de Zonnekoning Lodewijk XIV. Van tijd tot tijd belegeren en plunderen de Fransen de omliggende plaatsen Valkenburg, Heerlen en Sittard.

1673 : Slag bij Kijkduin. Een Engels-Franse vloot wordt verslagen door admiraal Michiel de Ruyter.

1673 : Quadruple Alliantie. De Republiek krijgt steun van Keizer Leopold I.

1674 : Vrede van Westminster. Engeland en de Republiek sluiten vrede.

1675 : De Fransen veroveren de Citadel van Luik

1676 : Beleg van Maastricht. Willem III slaagt er niet in de stad te heroveren.

1677 : Slag bij Kassel. Willem III kan de Franse opmars niet stuiten.

1678-1679 : Vrede van Nijmegen betekent het einde van de Hollandse Oorlog.

Generatie III  1682 - 1722


De winter van 1683–1684 (Engels:The Long Freeze) was in Europa waarschijnlijk tot de winter van 1708-1709 de koudste van het tweede millennium. In Groot-Brittannië is de winter van 1684 op basis van de gemiddelde temperatuur de koudste sinds het begin van de Central England temperature-meetreeks in 1658. In deze reeks behaalden in totaal slechts drie winters een negatief gemiddelde.

 

De winter valt halverwege november in, zes weken voor de kerst. Na enkele weken vorst bevriezen alle grote rivieren in Europa. Op 2 januari is de Vlaamse kust tot 2 mijl uit de kustlijn bevroren. Begin januari is de Theems geheel bevroren, om half februari een ijsdikte te bereiken van 11 inch.

De Frost Fair op de bevroren Theems in Londen

 

Op 17 januari wordt op deze rivier de zogenaamde Frost Fair gehouden. In totaal is de rivier 41 dagen dichtgevroren geweest. Uit Brussel wordt op 29 januari gemeld dat de winkels gesloten zijn en verschillende mensen op straat neervallen van de kou. In Antwerpen ligt de Schelde geheel dicht. Ook bevriest de Bodensee (grens Duitsland/Zwitserland/Oostenrijk) zodat deze te voet kan worden overgestoken, wat sinds 1573 maar vijf keer is voorgekomen (het laatst in 1963). In Nederland vriest het zeven weken lang, met over het algemeen rustig en helder vriesweer, met weinig sneeuw, zodat er grote ijsdikten worden gemeten, tot twee Rijnlandse voeten (63 centimeter).

Half februari valt in West-Europa de dooi in. De maatschappelijke gevolgen van de winter zijn groot, op veel plaatsen zijn tekorten aan voedsel. Een hongersnood, zoals na de winter van 1709 heeft echter niet plaatsgevonden.


1702 : Na de dood van Willem III kiest de Republiek wederom, met uitzondering van de gewesten die onder de Friese stadhouder vallen, voor het Tweede Stadhouderloze Tijdperk. De Raadspensionaris van Holland, Anthony Heinsius, krijgt de zeggenschap in de buitenlandse politiek, en neemt samen met Eugenius van Savoye namens Oostenrijk en de hertog van Wellington de leiding van de anti-Franse coalitie.

1703 : Friesland en Groningen pleiten in de Staten-Generaal voor de benoeming van hun stadhouder Johan Willem Friso tot generalissimo.

1703 : Gelderse Plooierijen. In Gelderland, Overijssel en Utrecht, de gewesten die de magistraatsbestelling aan de stadhouder hadden toevertrouwd, ontstaat een beweging om dit terug te draaien, de Gelderse plooierij. De gilden en de regentenfamilies die onder Willem III van de macht waren uitgesloten, proberen meer politieke invloed te krijgen. Zij worden Nieuwe Plooi genoemd, de zittende regenten Oude Plooi. Dit leidt in de periode 1702-1708 tot ongeregeldheden in de grote en de kleine steden.

1707 : Het graven van het Pannerdens Kanaal.

Gelders Eiland

Water speelt in de Liemers altijd een rol. Het gebied wordt begrensd door rivieren. Heel lang was bijvoorbeeld de Neder-Rijn de zuidgrens van de Kleefse Liemers. Daarin kwam verandering door het graven van het Pannerdens Kanaal. De Liemers werd er letterlijk groter door. Maar ook natter!


De rivier wordt ondieper

Sinds de late Middeleeuwen lag de splitsing van Rijn en Waal veel oostelijker dan tegenwoordig. Vanaf de splitsing ten noordoosten van Kleef meanderde de Neder-Rijn richting Arnhem. De natuurlijke kronkels leidden er toe, dat de bovenloop dichtslibde en menselijk ingrijpen – vooral het leggen van kribben – maakte het allemaal nog erger: de Neder-Rijn werd steeds ondieper. Aan het einde van de zeventiende eeuw koos nog maar één tiende van het Rijnwater de noordelijke route. De Neder-Rijn werd steeds minder bevaarbaar. Dat was nog maar de helft van het probleem. Toen Prins Maurits in de jaren na 1590 de Nederlandse oostgrens had bereikt, besloot hij de rivieren te gaan gebruiken om het land te verdedigen. De vesting Schenkenschans op de riviersplitsing werd het belangrijkst. Van daaraf liep de verdedigingslinie langs de Neder-Rijn en de IJssel. Toen de waterstand daalde, werd die linie dus ook zwakker. Te zwak, dat bleek in 1672. De Franse koning Lodewijk XIV viel de Nederlandse Republiek aan vanuit het oosten. Hij kon in juni simpelweg met zijn leger door de Neder-Rijn waden. Bijna was het land ten onder gegaan!

Kaart van het Pannerdens Kanaal

Een militaire oplossing

Na het vertrek van de Fransen barstte de discussie los over wat er nu moest gebeuren. De Nederlandse vestingbouwer Menno van Coehoorn stelde voor, dat ten westen van Pannerden een kanaal zou worden gegraven, dat breed en diep genoeg moest zijn om een vijand te weren. Het duurde nog ruim dertig jaar, maar toen kwam dat kanaal er ook. In 1707 werd het Pannerdens Kanaal gegraven. Dat kanaal had dus een militaire functie, maar het was ook diep genoeg voor de scheepvaart.

 

De ene ramp na de andere

Voor de Liemers en de Betuwe was dat een ramp. Allereerst waren de dijken langs de Neder-Rijn al eeuwenlang niet meer bestand tegen de grote hoeveelheid water, die er nu op af kwam. Doorbraken waren het gevolg. Zo hadden 72 ingezetenen van de Liemers in 1721 ruim 982 rijksdaalder waterschade. In 1743 gingen bij een doorbraak 23 paarden en 115 runderen verloren. In de zomer van dat jaar stonden de landerijen ten gevolge van de doorbraak nog vol kwelwater en rattenstaarten, zodat de veeteelt in de Liemers veel schade leed. Verder ging de Rijn ten oosten van het nieuwe splitsingspunt ineens sterk meanderen en het aan de noordkant gelegen dorp Herwen moest uiteindelijk zelfs in noordelijke richting worden verplaatst.

 

De koning van Pruisen dwingt een oplossing af

Noodmaatregelen hielpen niet, er moesten aanvullende werken komen. Maar binnen de Nederlandse Republiek moesten er veel partijen beslissen en in de Liemers was het de Pruisische overheid die meepraatte. De ene ramp volgde op de andere met als uiterste de dijkdoorbraak bij Huissen in december 1769. Tot aan Culemborg liep het hele gebied onder water. Nu was koning Frederik de Grote van Pruisen het zat! Hij dreigde de dijk bij Huissen niet meer dicht te maken vóór de Nederlanders hadden ingestemd met nieuwe waterwerken. Die kwamen er. In 1773 werd de splitsing van de IJssel een eind naar het oosten verplaatst bij het doorgraven van de Pleij. Ten zuiden van Herwen werd de meander van de Rijn afgesneden door het graven van het Bijlands Kanaal. Daarbij ontstond een eilandje tussen de oude en de nieuwe stroom, de Bijlandse Waard, tegenwoordig een geliefd watersportgebied.

 

Het Gelders Eiland

Bij het graven van het Pannerdens Kanaal in 1707 was ook het oostelijk deel van de Overbetuwe afgesneden. Tussen de oude Neder-Rijnloop en het Pannerdens Kanaal ontstond het Gelders Eiland. Dat bleef nog een eeuw bij de Betuwe horen, maar toen het gebied in 1818 opnieuw werd ingedeeld, kwamen Pannerden, Herwen en Aerdt onder het Hoofdschoutambt (Kanton) Zevenaar te vallen. Sindsdien horen ze dus bestuurlijk onder de Liemers.

(Emile Smit, Historische Kring Huessen)

(Literatuur

G.P. van de Ven, Aan de wieg van Rijkswaterstaat wordingsgeschiedenis van het Pannerdens Kanaal. Zutphen, 1976.

Gerard van de Ven, Verdeel en beheers! – 300 jaar Pannerdens Kanaal. Diemen, 2007.)


1709 : Barrièretraktaat. De Republiek krijgt de controle over de Spaanse Nederlanden.

1711 : Johan Willem Friso van Nassau-Dietz sterft, zijn pasgeboren zoon Willem IV van Oranje-Nassau wordt enkel door Friesland erkend. De andere gewesten erkennen hem niet als stadhouder.

1713 : Vrede van Utrecht. De Spaanse Nederlanden blijven Habsburgs en heten voortaan de Oostenrijkse Nederlanden.

1715 - 15 november - De Republiek en Oostenrijk sluiten te Antwerpen het Barrièreverdrag, waardoor de Republiek het recht krijgt soldaten te legeren in acht steden in de Zuidelijke Nederlanden. Een deel van Spaans Opper-Gelre wordt als een nieuw Generaliteitsland aan de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden toegevoegd: Staats-Opper-Gelre.

1716 : Alhoewel Eugenius van Savoye landvoogd is van de zuidelijke nederlanden, worden de zaken waargenomen door markies van Prié. Hij legt nieuwe belastingen op aan de steden en stelt hun privileges in vraag. Dit leidt in het voorjaar van 1717 tot rellen in Gent, Antwerpen, Mechelen en Brussel.

1717 : Kerstvloed. De Noordzeekust wordt door een stormvloed geteisterd.

1719 : Frans Anneessens, de opstandige gildedeken, wordt ter dood veroordeeld.

Generatie IV  1722 - 1756


1730 - Een plakkaat van de Staten van Holland stelt de doodstraf op homoseksualiteit. Een beruchte Nederlandse affaire speelt in 1730-31 in Utrecht, waar een circuit van 'sodomieten' wordt opgerold. Zeker een dozijn personen wordt naar aanleiding van deze affaire geëxecuteerd (zie: Utrechtse homoseksuelen-affaire). Daarop spoelt een golf van homofobie over de Republiek. In Den Haag worden 73 processen voor de plaatselijke rechtbank en voor het Hof van Holland gevoerd. De meeste sodomieten worden bij verstek veroordeeld tot levenslange verbanning. Veertien worden geëxecuteerd en één pleegt zelfmoord tijdens zijn vlucht. Dezelfde golf veroorzaakt 44 processen in Amsterdam, waarvan er 6 op executie en één op zelfmoord uitdraaien. Ten slotte wordt een climax bereikt in een reeks processen in het Groninger dorpje Faan, dat uitloopt op de executie van tweeëntwintig mannen die van sodomie beschuldigd worden door de grietman Rudolf de Mepsche.


1731 : Het Kleefse kadaster.

Het Kleefs kadasterproject kan tot de oudste en nauwkeurigste van Midden-Europa worden gerekend. Het doel van dit kadaster was het uit de weg ruimen van de vele onrechtvaardigheden van het achterhaalde belastingstelsel en het tegengaan van iedere vorm van bedrog bij de aangifte van het belastbare land. De staat wilde wat de belastingen betreft niet meer afhankelijk zijn van de aangiften van de onderdanen, maar zelf over een nauwkeurig overzicht van het belastingplichtige en belastingvrije land beschikken.

 

Meten met koperen ketting

Eerdere pogingen om te komen tot de invoering van een nieuw kadaster waren in de zeventiende eeuw mislukt. Vandaar dat de Pruisische koning Friedrich Wilhelm I (1713-1740) op aandrang van de Kleefse autoriteiten besloot om in 1731 te beginnen met de vorming van een uniform kadastersysteem van het hertogdom Kleef. Deze Pruisische provincie had een oppervlakte van bijna tweehonderdduizend hectare. Gedurende vier jaar hadden er constant zo’n vijf Ingenieur-Offiziere aan gewerkt om de iets meer dan duizend kadasterkaarten te vervaardigen. In het landmeetkundige wezen van de achttiende eeuw betekende dit het opmeten van de lengten en breedten van de percelen met behulp van een koperen ketting. Deze was geijkt en moest zeer zorgvuldig worden bewaard.

 

Cartografen

Voor het maken van de kaarten waren twee soorten cartografen actief. De makers met een militaire achtergrond tekenden plattegronden van de woningen terwijl de civiele tekenaars de woningen in vogelvluchtperspectief weergaven. Eén ding hebben alle kaartverzamelingen gemeen; van geen enkele stad werd een plattegrond vervaardigd. De kaarten voor het ambt Lijmers werden hoogstwaarschijnlijk in 1733-1734 vervaardigd door de Ingenieur-kapitein J. Guionneau.

 

Ingenieur-kapitein J. Guionneau

Guionneau behoorde tot het ‘Corps des Ingénieurs’ dat in Maagdenburg was gelegerd. Dit korps was een speciale eenheid van het leger van koning Frederik Willem I van Pruisen. De bevelhebbers van het korps waren afkomstig uit andere landen, of in het buitenland opgeleide specialisten. Zij vertrouwden de opdracht in het Kleefse gebied alleen toe aan officieren, die bekend waren met de uit Nederland stammende landmeetkundige methoden (driehoeksmeting). Op 12 augustus 1733 kreeg Guionneau uitbetaald voor het in kaart brengen van Oud-Zevenaar terwijl hij op 15 maart 1734 zijn beloning ontving voor het opmeten en tekenen van het ambt Lijmers. Omstreeks 1735 was Guionneau klaar met zijn karteringswerkzaamheden in de heerlijkheid Wehl en het Ambt Liemers.

 

Kaarten en registers

Het Ambt Liemers, ongeveer het gebied van de huidige gemeenten Zevenaar en Duiven, had een oppervlakte van circa 6200 hectare. Er waren 49 kadasterkaarten met afmetingen van ongeveer 100 bij 70 centimeter voor nodig om het gehele Ambt Liemers, in kleur (!), gekarteerd te krijgen. De heerlijkheid Wehl werd in zestien kaarten vastgelegd. Bij de kaarten behoorde ook een zogenaamd Feldbuch ('Hypothekenbuch') of register dat de kaarten van het desbetreffende rechtsgebied (stad, ambt of heerlijkheid) opsomt en aanvullende informatie biedt. Zo vinden we er onder de namen van iedere eigenaar diens percelen, gerubriceerd naar zijn bezittingen (boerderijen, keuterijen enzovoort). Aan het eind van ieder register staan de stukken grond, zoals bijvoorbeeld wegen of de toen nog uitgestrekte, ongecultiveerde landstukken, die meestal als heide, veen of turfveen aangegeven zijn.

 

Bron van informatie

Het Kleefs Kadaster is een onuitputtelijke bron van informatie over het landschap, eigendomsverhoudingen, de samenstelling van de nederzettingen, de vormen van de dorpen en landbouwgronden, het wegennet en het grondgebruik in de huidige gemeente Duiven en de voormalige gemeenten Wehl en Zevenaar in de eerste helft van de achttiende eeuw. Daarnaast bevat dit cartografisch document de nodige stof voor hen die in naamkunde en genealogie zijn geïnteresseerd. Uit onderzoek van de universiteit van Bonn uit 1988 is gebleken dat, hoewel het ruim 250 jaar geleden was dat de opmetingen werden gedaan, de oude kaarten nauwelijks van de recente kaarten afwijken.

(Alex Koster en Jan Zweers).

(Literatuur

A.W.A. Bruins, Het Kleefs Kadaster, 1731-1738. Een hoogtepunt van de vroege achttiende eeuwse landmeetkunde. Zevenaar, 2001.

Kurt Kettner, Der Versuch einer Katasterreform in Cleve unter Friedrich Wilhelm I. Bonn, 1929. Voor speciaal wat betreft Zevenaar zie blz. 86 en 88.)


De winter van 1739–1740 was in de Nederlanden een zeer koude winter. In Zwanenburg kwam de temperatuur tussen 4 januari en 31 januari niet boven het vriespunt uit. Het zwaartepunt van de koude viel in de periodes tussen 6 en 16 januari, 27 en 30 januari en 21 en 25 februari 1740.

1741 : Landvoogdes Maria Elisabeth van Oostenrijk sterft, Friedrich August von Harrach-Rohrau volgt haar op.

1745-1749 : Tijdens de Oostenrijkse Successieoorlog wordt Brussel door de Fransen bezet.

1747 : Nadat rellen zijn uitgebroken in Zeeland wordt Willem Karel Hendrik Friso, de stadhouder van Friesland, Groningen, Drente en Gelderland, tot stadhouder van de andere drie provincies benoemd, en in november tot erfstadhouder verheven.

1748 - In Amsterdam breekt het Pachtersoproer uit na rellen in Friesland en Groningen. De doelisten treden in overleg met stadhouder Willem IV.


Ca. 1750 : Havezaten in de Liemers.

In de Liemers staan vier laatmiddeleeuwse havezaten. Een havezate is een combinatie van een boerderij en een kasteel. Het kasteel gedeelte werd bewoond door een heer of ridder, die recht van havezate had. Dat betekende dat hij zitting had in het bestuur van het gewest en minder belasting hoefde te betalen. Het boerderijdeel voorzag in het levensonderhoud en werd gepacht door een boer.

De volgende vier havezaten zijn nu nog te zien in de Liemers: Rijswijck in Groessen, Magerhorst in Duiven, Loowaard in Loo en Hamerden in Westervoort. Vermogende of adellijke families uit de Liemers hebben een belangrijke rol gespeeld in de geschiedenis van alle vier de havezaten. Dankzij de tekeningen van Jan de Beijer (1703-1780) weten we hoe de havezaten er rond het midden van de achttiende eeuw uit hebben gezien.

familiewapen van familie De Neree tot Babberich


Rijswijck in Groessen

De vroegste bekende vermelding van Huis Rijswijck in de bronnen komt uit 1328. Waarom het huis Rijswijk wordt genoemd is niet helemaal zeker. De meeste onderzoekers denken dat de naam is ontleend aan de plaats waar het huis staat. Rijswijk zou namelijk ‘nederzetting te midden van het rijshout’ betekenen. Het kan ook zijn dat de naam verwijst naar het geslacht van Ryswyck. De naam van dit geslacht (of deze familie) van Ryswyck komen we tegen in vijftiende en zestiende-eeuwse bronnen over de Liemers en Groessen. We weten niet zeker of zij ook familie waren van de eerste bewoners en stichters van Huis Rijswijk. Een aantal andere bewoners van Huis Rijswijk is wel bekend. Aan het begin van de vijftiende eeuw was het huis in bezit van familie Ten Haeff. In de eeuwen daarna is het huis wisselend in handen van onder andere de families Van Heeckeren, Spierinck, Von Rockelfingh en Van Nispen. In 2001 werd Huis Rijswijck verkocht aan de huidige eigenaren mevrouw Dijkstra en meneer Buring.

Magerhorst in Duiven

De naam van het huis wijst er op dat het op een hoger gelegen terrein werd gebouwd en dat de grond van slechte kwaliteit was ('mager'). Omstreeks 1400 wordt het goed voor het eerst in de boeken vermeld. De eerste bij naam bekende eigenaren zijn leden van het geslacht Van Egeren. Claes van Egeren Loefszoon was bezitter in 1546. In 1779 wordt de Magerhorst gekocht door A.J. von Hertefeld. Wanneer hij in 1795 komt te overlijden, houden zijn kinderen ieder hun aandeel in het goed. Vrij spoedig daarna erft een Von Bothmer de havezate, die vervolgens in 1836 het goed aan de familie Van Nispen tot Sevenaer verkocht heeft. Die verpachtte het als boerderij. In 1960 kocht de gemeente Duiven het. Zij wilde de boerderij slopen en de toren overeind laten staan. Zover is het niet gekomen, want vlak voor de geplande afbraak kocht de heer Boogaerts het verwaarloosde huis en liet het oude muurwerk restaureren.

Loowaard in Loo

Huis Loowaard is waarschijnlijk in de vijftiende eeuw gebouwd door Johan van de Loe (1405-1476), drost van de Liemers. Een drost was in de middeleeuwen iemand die een gebied bestuurde. Het huis had een strategische ligging en deed waarschijnlijk dienst als controlepost voor de scheepvaart over de Rijn of de grens tussen Gelders en Kleefs gebied. In 1565 werd huis Loowaard grondig verbouwd door het achterkleinkind van Johan, Herman van de Loe. Dit kunnen we nu nog steeds zien aan de toren die hij liet bouwen. Daarin bevindt zich een steen met daarop de wapens van de families de Loë en Isendoorn (Isendoorn was de familienaam van de vrouw van Herman van Loe).

Hamerden in Westervoort

We weten dat Huis Hamerden al bestond in 1434. Uit een overgeleverde bron wordt vermeld dat Henrick van Brienen de eigenaar van het huis was. Op dat moment was het nog geen havezate. Die status krijgt het huis pas in 1583. In 1684 werd het huis verbouwd. Door de jaren heen is er meer veranderd aan het huis. Zo is de windwijzer uit 1612 die ooit op het dak stond verdwenen. Dankzij een gewassen pentekening van Jan de Beijer weten we hoe Huis Hamerden er in het midden van de achttiende eeuw heeft uit gezien. Van de glorietijd van het huis zoals Jan de Beijer die vastlegde was de laatste jaren weinig te zien. Het had niet veel gescheeld of het gebouw was geheel ingestort. Gelukkig heeft de Historische Kring Westervoort zich ingezet voor het behoud van de havezate en een restauratie in gang gezet.

(Bronnen

https://www.kastelenbeeldbank.nl/_kastelen/content/documenten/bedreigdekas-hamerden.htm

https://nl.wikipedia.org/wiki/Huis_Rijswijk

https://www.mijngelderland.nl/inhoud/verhalen/havezate-de-magerhorst)

1750 : Nijkerkse beroeringen. Op een aantal plaatsen vinden opwekkingen plaats, heftige godsdienstige ervaringen.

1751 : Erfstadhouder Willem IV van Oranje-Nassau sterft, hij wordt opgevolgd door zijn driejarige zoon Willem V van Oranje-Nassau.

1753 : Willem Tiberius Hattinga maakt met zijn zonen een landkaart van Walcheren, die in 1760 wordt opgenomen in een atlas van Zeeland door Isaak Tirion.

Generatie V  1756 - 1788


1766 : Akte van Consulentschap. Stadhouder Willem V wordt meerderjarig, zijn gewezen voogd de hertog van Brunswijk blijft achter de schermen regeren.

1767 : Willem V huwt met Wilhelmina van Pruisen.

1769 : Joseph de Ferraris krijgt van landvoogd Karel van Lotharingen de opdracht de Oostenrijkse Nederlanden in kaart te brengen.

1781 - Op 26 september 1781 publiceert Joan van der Capellen tot den Pol in het geheim zijn pamflet "Aan het volk der Nederlanden", waarin kritiek op de stadhouder Willem V wordt geuit. De patriotten willen de oude vrijheid heroveren op de Oranjes.

1781 : Slag bij de Doggersbank. De Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden en Engeland voeren de Vierde Engels-Nederlandse Oorlog wegens de heimelijke steun van de Staten van Holland aan de opstandige Amerikanen. De Engelse vloot valt een Nederlands konvooi aan bij de Doggersbank. De slag eindigt feitelijk onbeslist, maar wordt in Nederland als een grootse overwinning gevierd en wordt daarna jaarlijks door de patriotten herdacht met toespraken en banketten.

De extreme winter van 1783–1784 op het noordelijk halfrond wordt in Centraal-Europa beschouwd als een van de zwaarste ooit, maar was ook hevig in Noord-Amerika en Azië. De winter werd in februari en maart 1784 in Centraal-Europa gevolgd door enorme overstromingen mede als gevolg van smeltende sneeuw.

Algemeen wordt hevig vulkanisme in de zomer en herfst van 1783 als een de belangrijkste oorzaken van deze strenge winter gezien. Door de acht maanden durende uitbarsting van de Laki (130 kraters) op IJsland en in september 1783 de explosie van de Asama op Honshu kwamen grote hoeveelheden zwavel en as in de atmosfeer terecht.

In Nederland was de winter met -2,3 graden gemiddeld extreem koud. Het koudegetal liep in Zwanenburg op tot 251,7.

De brug bij Heidelberg is zwaar beschadigd door ijsgang (1784)

 

1785 - In de Republiek komen de patriotten in opstand tegen de regenten en stadhouder Willem V. De prins verlaat 's-Gravenhage en vestigt zich op 't Loo, maar verhuist uiteindelijk naar Nijmegen.

1787 - Aanhouding bij Goejanverwellesluis. De patriotten houden Wilhelmina van Pruisen, echtgenote van Willem V, aan.

1787 - Pruisische inval. De patriotten worden neergeslagen door een Pruisisch leger. Veel patriotten worden gevangengenomen of trekken als bannelingen naar Sint-Omaars en wonen in de ruime omgeving.

Generatie VI  1788 - 1823


1795 – 1813 de roerige jaren.

De Kleefse enclaves in 1805

 

Weinigen zullen in de Liemers bij de berichten over de Franse Revolutie in 1789 hebben vermoed, dat hiermee een proces op gang zou komen, dat ook deze streek voorgoed zou veranderen. Toch zou de negentiende eeuw er heel anders uit gaan zien dan de achttiende. De kiem werd gelegd in de overgangstijd 1795-1813.

 

Een eeuw lang Pruisisch

Op 18 januari 1701 werd in Koningsbergen keurvorst Frederik III van Brandenburg tot koning in Pruisen gekroond. Het Hertogdom Kleef behoorde tot zijn gebied en zo ging het Kleefse deel van de Liemers deel uitmaken van het nieuwe Koninkrijk Pruisen. Dat betekende, dat het deel werd van een groot koninkrijk, dat zich uitstrekte tot in het tegenwoordige Litouwen. Pruisen was een land, waar alles zorgvuldig geregeld werd, met name de belastingen en het leger. In twee grote oorlogen bouwde koning Frederik II de Grote in de jaren 1740-1763 zijn land uit tot een gerespecteerde grote mogendheid. Voor de Liemers betekende dat vooral een periode van Franse bezetting in de jaren 1757-1758 en een enorme schuldenlast die tot ver in de negentiende eeuw op het gebied zou drukken.

 

In Franse handen

Vanaf 1792 waren Pruisen en de Republiek der Verenigde Nederlanden betrokken in een felle oorlog tegen het revolutionaire Frankrijk. Tot ieders verbazing bleek het zo goed georganiseerde Pruisische leger niet opgewassen tegen het elan van de Franse vrijheidsstrijders. Het Franse leger rukte op en bezette in het najaar van 1794 de linker Rijnoever. In januari 1795 bezette het heel Nederland en daarbij kwamen ook de Pruisische enclaves in de Liemers in Franse handen. Pruisen sloot echter op 5 april 1795 een wapenstilstand en de Fransen ontruimden de rechter Rijnoever weer.

 

De Bataafse Republiek

Na de Franse bezetting van Nederland kwam de macht in handen van de met Frankrijk verbonden Patriotten. Zij vestigden de Bataafse Republiek. Daar hoorden ook de Nederlandse plaatsen in de Liemers bij. De Bataafse Republiek sloot op 5 mei 1795 vrede met Frankrijk en verloor daarbij haar gebied in het huidige Limburg en Zeeuws Vlaanderen. Frankrijk beloofde compensatie en vanuit Gelderland kwam het idee om daarvoor de Kleefse enclaves te vragen. Zeven jaar vond er – ver weg en buiten het zicht van de bevolking – diplomatiek overleg plaats tussen Frankrijk, Pruisen en de Bataafse Republiek. Tenslotte beloofden de Pruisen in het Traktaat van Berlijn op 14 november 1802 het gebied aan Nederland te zullen overdragen. Dat deden ze in de praktijk echter niet.

 

1806

Belangrijk werd het jaar 1806. Pruisen gaf toen eindelijk zijn neutraliteit op. Eerst verbond het zich met Napoleon en ruilde de rechter Rijnoever voor het Koninkrijk Hannover. Op de rechter Rijnoever vormde Napoleon een heel nieuw staatje, het Groothertogdom Berg met Düsseldorf als hoofdstad. Zijn zwager Joachim Murat werd er staatshoofd. In zijn naam namen Franse militairen op 25 maart 1806 ook in Zevenaar de macht over. Ook voor het Nederlandse deel van de Liemers veranderde er iets. De Bataafse Republiek was naar het idee van Napoleon niet gehoorzaam genoeg aan de Franse wensen. Daarom maakte hij er een koninkrijk van met zijn broer Louis als koning. In juni 1806 hield deze als Lodewijk Napoleon, Koning van Holland, zijn intocht in Den Haag.

 

Het Koninkrijk Holland en de inlijving bij Frankrijk

Vanaf december 1806 deed koning Lodewijk Napoleon zijn best om de Kleefse enclaves te krijgen voor zijn land. Het kostte moeite, maar met steun van Napoleon kreeg hij zijn zin. In het Groothertogdom Berg voelde men niet veel voor de overgang naar Nederland. Zo was er een flinke Nederlandse troepenmacht aanwezig, toen op 21 april 1808 de landdrost van Gelderland, De Vos van Steenwijk, in Zevenaar de enclaves (behalve Wehl) in bezit nam. Koning Lodewijk Napoleon kwam er op 26 en 27 juli 1808 persoonlijk op bezoek. Hij overnachtte die nacht ook in Zevenaar. Naar de zin van Napoleon was zijn broer echter te vriendelijk voor de Nederlanders. Na de nodige bedreigingen moest Lodewijk Napoleon het veld ruimen. Op 9 juli 1810 werd zijn koninkrijk door Frankrijk ingelijfd. Zo werden de Kleefse enclaves Frans gebied. Ook Wehl werd in januari 1811 een Frans dorp. Alle Franse vernieuwingen werden nu ingevoerd: er kwamen gemeenten, burgerlijke stand en dienstplicht.

(Emile Smit)

(Literatuur

D.P.M. Graswinckel, De rechterlijke archieven der voormalige Kleefsche enclaves in Gelderland. ’s-Gravenhage, 1927.

Ch. Schmidt, Das Großherzogtum Berg 1806-1813. Neustadt/Aisch, 1999.

E.J.Th.A.M.A. Smit, De oude Kleefse enklaves en hun overgang naar Gelderland – 1795-1813. Diss. Nijmegen, 1975.)

 

1801 : Staatsbewind. De Bataafse Republiek wordt vervangen door het Bataafs Gemenebest. Het Vertegenwoordigende Lichaam wordt vervangen door het Wetgevende Lichaam. Het kan de voorstellen van het Staatsbewind slechts goed- of afkeuren. De departementale indeling van 1798 wordt teruggedraaid; de bekende historische gewestnamen en -indelingen worden weer verwerkt in de nieuwe departementen. Het nog zelfstandige Ameland wordt bij Friesland gevoegd; Goeree-Overflakkee komt bij Holland.

1803-1806 : Vorstendom Nassau-Oranje-Fulda. Als compensatie voor zijn Duitse landen ontvangt Willem V het nieuwe vorstendom, dat hij overlaat aan zijn zoon de erfprins. Als deze in 1806 de Pruisen steunt, valt hij bij Napoleon in ongenade en wordt Fulda verdeeld tussen Westfalen en Württemberg.

1804 : Het Staatsbewind voert de eerste uniforme spelling van de Nederlandse taal in, zoals voorgesteld door de Leidse hoogleraar Matthijs Siegenbeek. Deze spelling wordt ook voorgeschreven in de eerste Schoolwet.

1807 : De Engelsman William Cockerill sticht samen met zijn schoonzoon James Hodson een fabriek voor textielmachines in Luik, dit is de kiem voor de industriële revolutie op het Europese continent.

1810 : Koning Lodewijk Napoleon wordt afgezet, Nederland wordt door Frankrijk ingelijfd.

1811 : De Burgerlijke stand wordt ingevoerd. Napoleon bezoekt de Nederlanden.

1812 : Vele Nederlanders worden opgeroepen voor de Grande Armée

1813 : november - Een Russisch kozakkenleger aangevoerd door generaal graaf Alexander von Benckendorff bevrijdt het noorden, terwijl de Pruisen het oosten bezetten.

1813 - 2 december - Willem I wordt aangesteld als vorst van het Soeverein Vorstendom der Verenigde Nederlanden. Voormalige Prinsgezinden en Patriotten vinden zich in dit constitutioneel vorstendom om een hervatting van hun burgeroorlog te vermijden. Zo begint het tijdperk van het Conciliarisme.

1813-1814 : Beleg van Delfzijl. De Fransen verlaten Nederland.

1814 : De Nederlandsche Bank wordt opgericht.

1815 : Slag bij Waterloo. Napoleon wordt definitief verslagen.

1815 : Oprichting van het Verenigd Koninkrijk der Nederlanden. Het hertogdom Luxemburg wordt samengevoegd met het graafschap Vianden en het hertogdom Bouillon. Het aldus ontstane groothertogdom Luxemburg wordt toegewezen aan Willem I der Nederlanden als compensatie voor de Nassause erflanden, die bij Hessen worden gevoegd.

Het jaar zonder zomer is een bijnaam voor het jaar 1816. In Noord-Europa en het noordoosten van de Verenigde Staten waren de zomermaanden van dat jaar ongebruikelijk koud. In juni en juli kende het noordoosten van de VS ieder etmaal nachtvorst. Zowel in Europa als in de VS kwam die zomer hevige sneeuwval voor. Vanaf augustus zette in Europa de nachtvorst in, met massale misoogsten als gevolg.


Vergelijking van de temperaturen in Europa in de zomer van 1816 met die in de periode 1971-2000 (blauw = lager dan het gemiddelde in 1971-2000; rood = hoger).

1816 - In Nederland wordt bij de IJkwet het metriek stelsel van maten en gewichten ingevoerd. Bij de invoering van het metrieke stelsel is er een aparte oppervlaktemaat, de are (aangeduid met een a) die 10 m x 10 m = 100 m² meet. Hiervan afgeleid zijn de centiare (1 ca = 1/100 a = 1 m²) en de hectare (1 ha = 100 a = 10.000 m²), ook nog bunder genoemd. Ook het geldstelsel van het nieuwe koninkrijk wordt ingedeeld volgens het decimale stelsel.

1 juni 1816 Zevenaar. De overgang naar Nederland.

Proclamatie van 1816

Bekantmachung van Von Erdmannsdorff

 

Na de val van Napoleon leek het er even op, dat de voormalige Kleefse delen van de Liemers gewoon Nederlands zouden worden. Maar de Pruisen kwamen er toch nog een paar jaar terug. Pas op 1 juni 1816 kon er feest worden gevierd in Zevenaar en in Lobith zelfs pas op 1 maart 1817.


Terug onder Pruisisch gezag

In november 1813 rukten Pruisische en Russische troepen het oosten van Gelderland binnen en werd de provincie bevrijd van de Franse overheersing. Op 6 december 1813 legden de burgemeesters in het inmiddels bevrijde gebied de eed van trouw af op Willem I. Hij was in Amsterdam enkele dagen eerder als soeverein vorst gehuldigd. Nog geen twee weken later werden Zevenaar, Duiven en Huissen opnieuw ingelijfd door Pruisen. Midden januari ondergingen Lobith en Wehl datzelfde lot. Er volgden nog twee en een half jaar Pruisisch bestuur. De Pruisen voerden een plicht tot landsverdediging in, de Landsturm. Alle mannen uit het Kanton Zevenaar tussen 19 en 60 jaar traden op 24 mei 1814 aan in Ooy bij Duiven. Zij legden de eed af in handen van de Fürst von Salm Salm, commandant van de Kreis Rees. Daarna joeg een stevige regenbui de dappere mannen snel uiteen.

 

Het Wener Congres

In het najaar van 1814 begon in Wenen overleg over de nieuwe indeling van Europa. Hier bracht de Nederlandse afvaardiging de wens op tafel om de oude Kleefse enclaves te verkrijgen. Dat leverde succes op. Op 31 mei 1815 tekenden de Pruisen een overeenkomst, waarbij ze de Liemers, Huissen en Wehl aan Nederland beloofden. Pruisische ambtenaren hielden de eigenlijke overdracht nog een jaar tegen. Pas op 25 mei 1816 kwamen de Gelderse gouverneur J.C.E. van Lynden en zijn Kleefse collega F.A. von Erdmannsdorff in Zevenaar bij elkaar en werd er in een simpele akte afgesproken het gebied nu echt over te dragen.

 

1 juni 1816: feest in Zevenaar

Nadat op 25 mei 1816 was besloten dat de overdracht van de grotere enclaves op 1 juni zou plaatsvinden, was er weinig tijd meer voor het organiseren van feestelijkheden. De festiviteiten vonden plaats in de Liemers. Op zaterdag 1 juni 1816 reed de gouverneur van Gelderland, baron J.C.E. van Lynden, in zijn koets richting Duiven. Aan de grens met Westervoort wachtte de burgemeester van Duiven, J.W. Koch, hem om 10.00 uur op. Een escorte van de Duivense Landstorm begeleidde de heren naar Zevenaar. Daar wachtten de burgemeesters van Zevenaar, Huissen en Wehl aan de Bleksche Poort. Gastheer in Zevenaar was de rijke Carel Herman van Nispen. Hij ontving het gezelschap op zijn huis Hoek, want de openbare gebouwen in Zevenaar waren er slecht aan toe. De voorlezing van de proclamatie vond plaats op de Markt in Zevenaar. Namens koning Willem I nam Van Lynden officieel de enclaves in bezit. Na een receptie voor de ambtenaren in De Doelen, het woonhuis van burgemeester G.F.L. Bötticher, werd bij Van Nispen gedineerd. Van een volksfeest was geen sprake!

 

Het Traktaat van Kleef

De echte afbakening van de Nederlands-Pruisische grens werd in de jaren 1816-1818 geregeld door een speciale commissie. Hierover werd in Kleef op 7 oktober 1816 een verdrag gesloten. Nederland wilde graag dat alle waterstaatkundige werken op zijn grondgebied kwamen te liggen. Daarvoor moest nogal wat Pruisisch gebied worden overgedragen. In ruil daarvoor stonden de Nederlanders Schenkenschans en een stuk grond ten zuiden van ’s-Heerenberg (“De Vier Hezen”) af.

 

1 maart 1817

Op 1 maart 1817 werden Lobith, Spijk, de Bylandse Waard, de Kyfwaard en ’s-Gravenwaard Nederlands. Het feestje in Lobith was nog kleiner dan dat in Zevenaar. In een lange proclamatie nam Baron van Lynden het nieuwe gebied in ontvangst. Daarbij nam hij afscheid van de naar Pruisen overgaande mensen, “Aan de Ingezetenen der gecedeerde Districten, een gelukkig leven onder het oppergebied van hunnen nieuwen Souverein toewenschende…”.

(Emile Smit)

(Literatuur

E.J.Th.A.M.A. Smit, De oude Kleefse enklaves en hun overgang naar Gelderland, 1795-1817. Diss. Nijmegen, 1975.

Emile Smit, De eigen weg van Wehl naar Nederland. In: Heerlijk Ni-js, nr. 60 (juni 2016), pag. 4-11.

Emile Smit, De grenswijzigingen van 1816-1817 en hun gevolgen voor ’s-Heerenberg. In: Old Ni-js, nr. 94 (juli 2016), pag. 22-25.)

 

1817 : Universiteit Gent en de Universiteit van Luik worden opgericht.

1818 : De gilden worden afgeschaft.

Voortvarend wordt de aanleg van kanalen ter hand genomen. In 1823 geeft het Noordhollands Kanaal de haven van Amsterdam een verbinding met de Noordzee. Het Kanaal Pommerœul-Antoing door Henegouwen wordt gegraven tussen 1823 en 1826 om de opgedolven steenkool uit het mijnbekken van de Borinage via de Schelde naar Antwerpen te brengen. Tussen 1825 en 1827 wordt het Kanaal Gent-Terneuzen gegraven, waardoor ook de stad Gent een uitweg naar zee verkrijgt. Er wordt een kanaal gegraven door Voorne om de marinehaven Hellevoetsluis te verbinden met Rotterdam.

In 1822 richt Koning Willem I de Algemeene Nederlandsche Maatschappij ter Begunstiging van de Volksvlijt op. Deze heeft als doel de groei van de welvaart in de zuidelijke gewesten van het land te stimuleren. In 1824 sticht hij in het noordelijk landsdeel de Nederlandse Handels Maatschappij om de koloniale handel weer tot leven te brengen.

Generatie VII  1823 - 1852


In 1821 wordt een plan voor de urgentste rijksstraatwegen vastgesteld, en in 1825 wordt begonnen met de bestrating op bestaande tracés. In een aantal regio's die buiten de boot vallen, nemen landbezitters en andere kapitaalkrachtigen het initiatief tot de aanleg van een tolweg

Het Koninklijk Besluit volgens hetwelk in de Vlaamse provincies in bestuur en rechtspraak alleen Nederlands mag worden gebruikt, jaagt de Franstaligen tegen Willem I in het harnas.

Koning Willem I sluit een Concordaat met de Paus, maar raakt in conflict met het episcopaat in de zuidelijke provincies. Hij laat seminaries sluiten waarvoor geen vergunning was gevraagd, en gaat zich bemoeien met bisschopsbenoemingen.

Door dit alles en door het autoritaire karakter van de regering komt in 1828 het monsterverbond tot stand tussen Franstalige liberalen en katholieken.

1831 : Tiendaagse Veldtocht. Nederland probeert de opstand alsnog te onderdrukken, maar als Engeland en Frankrijk een ultimatum stellen, moet Nederland zich terugtrekken. In de Volhardingspolitiek weigert Nederland lange tijd om zich bij de afscheiding van België neer te leggen. Maar in de loop van de jaren gaat de discussie steeds meer over de voorwaarden van de scheiding. Hoe wordt de staatsschuld verdeeld? Wat wordt de grens?

1832 : Koning Leopold huwt in Engeland met Louise Marie van Orléans, oudste dochter van de Franse koning Louis-Philippe.

1832 : Beleg van Antwerpen. Met steun van de Fransen moeten de Nederlanders Antwerpen verlaten, de Sluiting van de Schelde is terug van toepassing.

Afscheiding van 1834: Na de schorsing van de dominee van Ulrum Hendrik de Cock scheiden de gereformeerden zich af van de Hervormde Kerk. De regering probeert de alternatieve diensten te voorkomen door het samenscholingsverbod uit de napoleontische tijd weer uit de kast te halen. Maar de eenheid van de protestanten in Nederland is voltooid verleden tijd.

1835 : Eerste Belgische treinrit. België is de tweede industriële macht van Europa geworden, na het Verenigd Koninkrijk. De Belgische textielindustrie verliest door de afscheiding haar afzetmarkt in Nederlands-Indië. Een aantal fabrieken verruilt het onafhankelijke België voor de omgeving van Haarlem, Gemert en de Achterhoek (Bredevoort en Aalten).

1839 : Verdrag van Londen. Willem I der Nederlanden erkent het Koninkrijk België. Limburg is tussen 1830 en 1839 in Belgische handen, op de vestingen Maastricht en Mook na. In 1839 wordt het hertogdom Limburg gesticht. De facto is Limburg dan een Nederlandse provincie. De voortdurende mobilisatie van het leger brengt Nederland op de rand van een staatsbankroet. Internationaal raakt de regering van Willem I in een isolement.

In 1825 wordt begonnen met de daadwerkelijke drooglegging van de Zuidplaspolder. Met behulp van dertig windmolens wordt de polder leeggemalen naar een ringvaart en in 1840 is de klus geklaard.

1840 : Koning Willem I der Nederlanden treedt af ten gunste van zijn zoon.

1844 : Minister Johan Rudolph Thorbecke neemt het initiatief om de ministeriële verantwoordelijkheid in te voeren, en krijgt de steun van 20 van de 55 afgevaardigden. Willem II wil er niet van horen, maar ook binnen zijn regering gaan stemmen op voor verandering.

1848 : Overal in Europa breken revoluties uit, Willem II geeft toe aan de Grondwetsherziening van 1848. Nederland wordt een parlementaire democratie.

1849 : Willem II sterft, hij wordt opgevolgd door zijn zoon Willem III der Nederlanden.

Onder het kabinet-Thorbecke I komen belangrijke liberale wetten tot stand. Zo worden allerlei heffingen afgeschaft en komen er nieuwe regelingen voor het lokaal bestuur. Het verschil tussen steden en dorpen verdwijnt: er zijn alleen gemeentes.

Generatie VIII  1852 - 1888


1853 - Na drie eeuwen van afwezigheid worden weer vijf rooms-katholieke bisdommen geïnstalleerd, namelijk 's-Hertogenbosch, Utrecht, Breda, Roermond en Haarlem. Zie Herstel van de bisschoppelijke hiërarchie en de Aprilbeweging.

Tussen 1850 en 1858 wordt het Staatsbedrijf der Posterijen opgebouwd. De steden krijgen een postkantoor en op veel straathoeken verschijnen brievenbussen. Zesmaal per dag wordt de briefpost rondgebracht door beëdigde postbodes. Ook op het platteland bezorgt men enkele malen per week de post. Naar Engels voorbeeld wordt de postzegel ingevoerd. Het tarief wordt nog bepaald door de afstand, maar in 1860 wordt een brief tegen het stuivertarief door het hele land bezorgd. Het aantal brieven verdriedubbelt in dit decennium van nog geen 5 miljoen tot bijna 15 miljoen.

Tussen 1852 en 1857 wordt een netwerk van telegraaflijnen aangelegd dat de grote steden met elkaar en met Duitsland en België verbindt.

Van 1848 tot 1852 wordt het Haarlemmermeer drooggelegd. In 1849 wordt ook een eerste plan gemaakt om de Zuiderzee af te sluiten.

Veel wetgeving komt tot stand ter uitvoering van de nieuwe grondwet van 1848. De Provinciewet, de Gemeentewet, de Armenwet en de Schoolwet. De laatste leidt eerst tot een kabinetscrisis, waarna de voorzitter van de vereniging School met de Bijbel Van der Brugghen een wet door de Kamers krijgt. Tot grote onvrede van zijn politieke geestverwant Groen van Prinsterer, wiens ideaal van de nationale christelijke school vervliegt.

Als de Rhijnspoorweg in 1851 de Pruisische grens bereikt, sluit het Engelse Breedspoor niet aan op het Duitse normaalspoor. Tussen 1851 en 1855 wordt het hele traject Amsterdam - Oostgrens opnieuw gelegd.

De Leidse jurist J.Th. Buys pleit in 1851 voor opheffing van het monopolie op het haringkaken, waardoor de Noordzeevisserij voor meer vissers toegankelijk zou worden. Hij mag dit idee uitwerken als secretaris van een adviescommissie, en in 1857 komt een liberale Visserijwet tot stand.

In het liberale getij rijst steeds meer kritiek op de broodzetting, het vaststellen door de gemeentebesturen van maten, gewichten en prijzen van brood. Amsterdam is in 1854 een van de eerste gemeentes die de broodzetting afschaft. Het is ook daar, dat in 1857 de eerste broodfabriek wordt opgericht.

Nederland krijgt in dit decennium een spoorwegnet. De conservatieve minister-president Floris Adriaan van Hall krijgt in 1860 genoeg steun van liberale afgevaardigden om zijn wetsontwerp door het parlement te loodsen. Het bevat negen lijnen die zorgvuldig zijn verspreid over alle regio's en waarbij alle godsdienstige gezindten zijn bedacht.

Rotterdam krijgt de Nieuwe Waterweg en voor Amsterdam wordt het Noordzeekanaal aangelegd.

De uitbreiding van het spoorwegnet maakt het nodig een dienstregeling op te stellen, en daarvoor weer is een uniforme tijd onmisbaar. Zoals al in 1837 afgesproken nemen de spoorwegbedrijven de Amsterdamse tijd in 1866 aan als spoorwegtijd voor heel het land. Behalve in Amsterdam hebben de steden met een spoorstation nu behalve hun eigen vaste tijd ook een stationstijd, die wel een half uur kan afwijken. Ook de telegraafdienst neemt de gemiddelde Amsterdamse tijd als standaardtijd voor al haar kantoren.

Bij de volkstelling van 1859 woont 55% van de Nederlanders op het platteland en 45% in de stad. Bij de volgende telling in 1869 is de verhouding omgekeerd. Dat tekent het tempo in dit decennium van de urbanisatie.

De pauselijke encycliek Quanta Cura van 1864 brengt verwijdering tussen de Nederlandse liberalen en katholieken. In 1866 zoeken de laatsten toenadering tot Groen van Prinsterer en de Conservatieven op onderwijsgebied. Katholiek en protestant vinden elkaar na eeuwen in de leuze "bijzonder onderwijs regel, openbaar onderwijs aanvulling".

1867 : De Luxemburgse kwestie dreigt Nederland te betrekken in een conflict tussen Pruisen en Frankrijk. De zaak wordt geschikt en de neutraliteit van een gedemilitariseerd Luxemburg gegarandeerd.

Koning Willem III is beducht voor de Pruisische expansiepolitiek en bevordert op allerlei manieren de weerbaarheidsgedachte onder zowel burgers als studenten, zodat vele weerbaarheidsverenigingen opbloeien en er vele tientallen bij komen. Deze verenigingen hebben de landsverdediging op het oog, en oefenen in het omgaan met wapens, en in de voorbereiding op de krijgsdienst. Zo worden in 1866 de eerste officiële studentenweerbaarheden opgericht in Utrecht en Leiden.

Aletta Jacobs is de eerste Nederlandse vrouw die als toehoorster wordt toegelaten aan een HBS. Een jaar later wordt ze met speciale toestemming van minister Thorbecke toegelaten als studente medicijnen aan de Rijksuniversiteit Groningen. In 1877 gaat een meisje naar het gymnasium.

De katholieken in de Tweede Kamer breken met de Liberalen na de opheffing door de regering van het gezantschap bij de Paus. Er ontstaat een voorzichtige toenadering tot de erfvijanden: de protestanten onder leiding van de jonge Abraham Kuyper.

De Wet op het Hoger Onderwijs van Thorbecke wordt ingevoerd. Op de universiteiten neemt het Nederlands als voertaal de plaats in van het Latijn. Op de lagere scholen wordt de klassengrootte teruggebracht van 70 naar 40. Begin van de Schoolstrijd.

In Nederland wordt de 'levenslange gevangenisstraf' ingevoerd ter vervanging van de doodstraf. Als echter een paar jaar later Hendrik Jut wordt ontmaskerd als moordenaar van een rijke weduwe en haar dienstbode, is het volk furieus. Kermisexploitanten laten de mannen hun woede koelen op de Kop van Jut.

Vele Duitse katholieken vluchten voor de Kulturkampf naar het vrije Nederland.

In 1881 wordt een parlementaire enquête gehouden naar de aanleg en de werking van het spoorwegnet. De Kamer concludeert dat de vrije concurrentie op het spoor ongewenste neveneffecten heeft, zoals onduidelijkheid en onnodig lange reistijden. Intussen worden de maatschappijen tegen elkaar uitgespeeld door enkele grote opdrachtgevers in het goederenvervoer. Dit leidt tot de ondergang van het Centraalspoor en het Rijnspoor. In 1890 sluit de staat een akkoord met de overgebleven Maatschappij tot de Exploitatie van Staatsspoorwegen en de Hollandse IJzeren Spoorweg Maatschappij, die voortaan elkaars spoorlijnen mogen gebruiken.

Aletta Jacobs verzoekt aan de gemeente Amsterdam om op de lijst van kiezers te worden geplaatst. Ze is ingezetene en voldoet aan de andere eisen van de Kieswet. De gemeente antwoordt dat uit de geest van de Kieswet blijkt, dat dit recht aan de vrouw niet toekomt. Op aanraden van mr. Sam van Houten gaat Jacobs in cassatie bij de Hoge Raad welke ten slotte bepaalt, dat het woord "ingezetene" geen betrekking heeft op vrouwen; "anders ware dit uitdrukkelijk vermeld".

1884 – In Nederland sterft de laatste zoon van de koning, kroonprins Alexander. Koningin Emma wordt benoemd tot regentes voor prinses Wilhelmina in geval koning Willem III komt te overlijden.

In 1885 wordt het Nassau familieverdrag bevestigd volgens hetwelk de groothertogelijke waardigheid in Luxemburg na het overlijden van Willem III zal overgaan naar het hoofd van de Walramse Linie van het Huis Nassau.

Generatie IX  1888 - 1911


1890 : Koning Willem III der Nederlanden sterft, hij wordt opgevolgd door zijn tienjarige dochter Wilhelmina. Zijn weduwe de Nederlandse koningin-moeder Emma neemt als regent het koningschap waar. Tot 1898 bemoeit zij zich intensief met haar opleiding en reist met Wilhelmina naar alle provincies om de kleine koningin aan het volk voor te stellen.

1890 : Groothertogdom Luxemburg (Huis Nassau-Weilburg). De oom van koningin-moeder Emma, Adolf van Nassau, wordt de nieuwe Groothertog van Luxemburg.

1890-1891 : Strenge winter. Pim Mulier legt de basis van de Elfstedentocht.

1895 : Wereldtentoonstelling voor het Hotel- en Reiswezen in Amsterdam.

1895 : Invoering van de gaspenning.

1898 : Woningmaatschappij Oud-Amsterdam NV, een voorloper van de moderne woningbouwcorporatie wordt opgericht door de Amsterdamse Johanna ter Meulen.

Minister Goeman Borgesius van Binnenlandse Zaken loodst belangrijke wetten door het parlement, waardoor de belangrijkste vruchten van het kabinet-Pierson worden geoogst. De meest ingrijpende zijn de Woningwet, de Militiewet (dienstplicht), de Gezondheidswet, de Leerplichtwet en de Kinderwetten.

Door het toenemende verkeer wordt het tijdverschil binnen Nederland steeds hinderlijker. Elke plaats zet zijn torenklok regelmatig gelijk met de zonnetijd, waardoor het in Utrecht een kwartier later is dan in Amsterdam. De uurwerkmakers richten een petitie tot het kabinet-Kuyper om tot eenheid van tijd te komen, liefst de Midden-Europese Tijd. De Nederlandse Spoorwegen hanteren al sinds 1892 Greenwich Mean Time. Uiteindelijk kiest het kabinet-Heemskerk voor de Amsterdamse Tijd, die vanaf 1 mei 1909 in het hele land de enig juiste is.

De SDAP groeit snel, gaat in 1901 van 2 naar 6 zetels en in 1905 naar 9. Maar de interne spanningen nemen toe en treden in het licht op het 13e partijcongres van 31 maart - 2 april 1907. Partijvoorzitter Vliegen en plaatsvervangend fractieleider Schaper leiden de gematigde vleugel, Herman Gorter en Frank van der Goes de radicalen. De laatsten verlaten in 1909 de partij.

Generatie X  1911 - 1952


De christelijke coalitieregering van Theo Heemskerk voert in 1911 een zedelijkheidswetgeving in die de liberalisatie uit de Franse tijd weer ongedaan maakt. Prostitutie wordt verboden, evenals de verkoop van voorbehoedsmiddelen homoseksuele contacten tussen een meerderjarige en een minderjarige (onder 21 jaar) wordt strafbaar. De Zeeuwse Advocaat Jacob Schorer bestrijdt dit artikel 248bis. Hij richt in 1912 het Nederlandsch Wetenschappelijk Humanitair Komitee op, dat de brochure uitgeeft ‘Wat iedereen behoort te weten omtrent Uranisme".

Terwijl het extraparlementaire Kabinet-Cort van der Linden de neutraliteit van Nederland handhaaft en verdedigt, worden twee slepende conflicten door commissies gepacificeerd. De schoolstrijd wordt opgelost door een commissie-Lohman en de kiesrechtkwestie door een commissie-Bos.

De Talma-verzekeringswetten, in 1913 aangenomen door de Staten-Generaal, kunnen door het uitbreken van de wereldoorlog niet worden ingevoerd. De Invaliditeits- en Ouderdomswet wordt in 1919 ingevoerd door de katholieke minister Aalberse.

In 1913 begint het Rijk met het zich toe-eigenen van telefoonnetten en samen met de Posterijen ontstaat zo in 1915 de Administratie der Posterijen en Telegrafieën, in 1918 uitgebreid met de Postcheque- en Girodienst.

Het neutrale Nederland krijgt vanaf 1916 te kampen met grote tekorten van grondstoffen, waardoor voor veel producten de distributie moet worden ingesteld. Er komt regeringsbrood in de handel, regeringszeep en eenheidsworst.

Het Vrijzinnig protestantisme vestigt zijn eigen zuil door de oprichting van een koepelvereniging (VVH) en het stichten in 1915 van een vrijzinnig-christelijke studentenbond. In 1914 verschijnt de "Leidse Bijbelvertaling, tot stand gekomen op de faculteit waar ook de vrijzinnigheid haar oorsprong heeft gehad.

Koningin-moeder Emma op haar zeventigste verjaardag in 1928.